Omzwervingen van een Italiaanse meester
Bina Ayar
‘Schilderij in depot waterschap blijkt echte Guercino’, kopte de Volkskrant vorige maand over een bijzonder kunstwerk van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Dat het zeventiende-eeuwse meesterwerk David con la testa di Golia van grote internationale betekenis is, staat inmiddels vast. De weg die het schilderij aflegt, vanuit het huis van een ter dood veroordeelde edelman in Italië, via Nazi-Duitsland naar een Noord-Hollands waterschapskantoor, is al net zo interessant.
Werken van de Bolognese schilder Giovanni Francesco Barbieri, beter bekend als Guercino, vinden we onder meer in de National Gallery in Londen en het Hermitage in Sint-Petersburg. Hoewel waterschappen vaker een kunsthistorisch interessante collectie hebben, is het bezit van een enorm schilderij van een Italiaanse barokschilder ongekend. Zeker als je bedenkt dat de meesterlijk geschilderde David en het reuzenhoofd niets te maken hebben met waterschapswerk. De meeste voorstellingen op kunstwerken bij de schappen hebben iets van doen met waterschapsbestuur, poldergeschiedenis of op zijn minst water. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de uitgebreide collectie moderne kunst van Hollands Noorderkwartier.
Politieke vijanden
Markies Massimiliano Stampa die het schilderij in 1657 laat vervaardigen heeft meer met David en het afgehakte hoofd van Goliath. De Italiaan die twee van zijn politieke vijanden omlegt en in afwachting van zijn doodstraf een derde man laat vermoorden, heeft ook oog voor kunst. Hij telt graag 165 dukaten neer voor drie Guercino’s. Daaronder ook de Davide figura intiera con la Testa del Gigante -David ten voeten uit met het hoofd van de reus-, zo noteert de wereldberoemde schilder netjes in zijn kasboek.
Die geschiedenis is allang vergeten als antiquair en architect Jos Overtoom in 1952 het doek ophangt in het deftige Drechterlandse Huis te Hoorn, de zetel van een van Hollands Noorderkwartiers voorgangers. Het geslacht van de markies is dan al ruim een eeuw uitgestorven en Guercino zelf is een paar honderd jaar dood. Twee decennia ervoor, in 1934, is het schilderij via kunsthandel F. Buffa & Zn voor het eerst in Nederland te zien geweest op een tentoonstelling in het Stedelijk Museum. Buffa en het Amsterdamse museum weten niet beter of het kunstwerk is van Guido Reni. Eén kunsthistoricus plaats daar vraagtekens bij, maar naar de zekere maker blijft het gissen. Dat blijft zo wanneer Buffa het schilderij een paar jaar later verkoopt aan een vakbondsleider in Düsseldorf. Hij doet dit vrijwillig, maar na de Tweede Wereldoorlog worden alle Duitse kunsttransacties teruggedraaid, ook die van Buffa. Zo kan Overtoom het schilderij op zijn beurt in 1951 op een Amsterdamse veiling op de kop tikken.
Dat het schilderij van 2,13 bij 1,58 meter een bijzondere is, ziet Overtoom wel. En het past goed in het prachtige Hoornse gebouw met zijn hoge vertrekken, vindt deze architect die daar eigenlijk is om een nieuwe archiefkluis te bouwen. Waarom Overtoom plots de ruimte decoreert met het doek weten we niet, maar een paar maanden later vraagt hij het waterschap of ze het willen kopen. Dat willen ze. Na wat onderhandelen komt de prijs uit op 300 gulden.
Een fors bedrag in de sobere wederopbouwjaren, maar een schijntje bij de miljoenen euro’s die het kunstwerk nu waard is. Toch doet de geldwaarde er minder toe nu het schilderij voor onbepaalde tijd in bruikleen is gegeven aan het Rotterdamse Museum Boijmans van Beuningen.
Open haardvuur en sigarenrook
“Iedere Nederlander is voor een deel eigenaar van het schilderij,” aldus Diederik Aten, historicus van Hollands Noorderkwartier. Hij maakt de laatste reisjaren van het meesterwerk van dichtbij mee. Een tijdlang is het schilderij er gewoon en verhuist het met Hollands Noorderkwartier mee van Edam naar het huidige kantoor in Heerhugowaard. Spannend wordt het pas met de taxatieronde van alle kunstwerken in 2009. De taxateur ziet meteen dat dit een bijzonder schilderij is. Ook al gaat de blauwe hemel ervan dan nog gebukt onder eeuwenoude aanslag van open haardvuur en sigarenrook van waterbestuurders. Aten en collega Ingrid Oud zoeken contact met de nazaten van Overtoom en met kunstexperts. De Britse kunsthistoricus Nicholas Turner komt hoogstpersoonlijk een kijkje nemen. Oog in oog met het kunstwerk weet hij het zeker. Dit is een echte Guercino, met alle eigenaardigheden die het werk van de scheelziende barokschilder typeren.
Op Open Monumentendag kan het publiek het schilderij éénmalig in het voor de gelegenheid extra zwaar bewaakte kantoor van Hollands Noorderkwartier bewonderen. Daarna maakte het werk zijn laatste reis naar Rotterdam. Tussen andere Italiaanse meesters is hij op zijn plek.
De kans dat een waterschap nu per ongeluk zo’n schilderij aanschaft is klein. Het enorme kunstwerk zou niet eens passen op onze lage kantoorwanden. Spontaan schilderijen ophangen doen freelancers ook niet meer. Dankzij de goede relatie tussen Overtoom en een paar gulle waterschapsbestuurders, kon dat in de jaren vijftig wel. Of zij kunst van kitsch konden onderscheiden, weten we niet. Maar ook wie onbedoeld zulke kunst in huis haalt, laat iets groots na.
Met dank aan Diederik Aten, historicus van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Dit artikel verscheen eerder in tijdschrift het Waterschap (SDU)